zaterdag 26 november 2011

naar Georgetown

Dinsdag 22 November 121e dag.
Op het land rookt het nog steeds maar we liggen gelukkig ver genoeg er vandaan om er last van te hebben. Het is toch wel uniek om met je eigen bootje hier in Afrika in de Gambia rivier te liggen. We worden vrolijk gewekt door de honderden vogels die bij de eerste zonnestralen van zich laten horen. René gaat verder met schilderen. In de ochtend is het nog uit te houden, later op de dag is buiten zitten al véél te heet, laat staan werken. Eerst kijken we goed of er geen Hippo's zijn, dan nemen we een duik en zwemmen rond de boot. We liggen tussen twee eilandjes en zien in de verte op de rivier een zeilboot. Het is een klassieke houten tweemaster van een Frans echtpaar die we al eens eerder zijn tegen gekomen. We weten alleen niet meer waar. Na de lunch is de stroom weer gedraaid en vervolgen we onze reis over de rivier. We proberen voor donker bij een tentenkamp te zijn wat vlak voor Georgetown zou moeten liggen. Onderweg zien we, buiten prachtige vogels, ook apen. Heel parmantig zitten er twee op een termietenheuvel terwijl we voorbij varen. We willen foto's maken en draaien een rondje. Dan zijn de rakkers snel achter het heuveltje gekropen en we zien nog net hun koppies die naar ons gluren. Tegen de avond hebben we meer geluk, twee nijlpaarden vlak bij het schip, we zetten direct de motor uit en laten ons met de stroom mee drijven. We maken volop foto's en filmen tot we genoeg hebben. Nu is het hoogtijd om snel door te varen anders halen we het tentenkamp niet voor donker. Het is moeilijk zoeken, vanaf het water is er niet veel te zien. Dan, ineens, tussen het weelderige groen zien we een simpel steigertje. We varen er vlak langs en zien een kerel lui op een soort bed liggen met voor zich een laptop."Is this 'Bird Safari Camp" roepen we hem toe. "I think so" is zijn antwoord zonder op of om te kijken. Het klink niet erg gastvrij of is het Engelse humor. We ankeren en hebben zo onze bedenkingen. Als we even later naar de steiger roeien maken we kennis met "I think so" en het blijkt een hele leuke kerel te zijn. Klein van stuk maar groot van ambitie. Het is Marc en de eigenaar van deze unieke nederzetting. Vol enthousiasme laat hij z'n lodge zien en we zijn onder de indruk van hetgeen deze jonge kerel bereikt heeft. Rondom de tenten staan tientallen zonnecollectoren die met talloze draadjes naar een flink aantal accu's lopen. Water halen ze uit de rivier. Drinkwater komt uit flessen. Daarbij een mooi aangelegde groente tuin waar een lief hondje de wacht houdt en de apen moet tegen houden die anders de tuin leeg gappen. Hij heeft heerlijk koud bier voor ons en dat gaat er in als Gods woord in een ouderling. Er zijn nog wat andere gasten en we maken kennis met een stel Engelse birdwatchers. Robbert is wel de meest fanatieke van het stel. Vraag wat over vogels en hij weet het. Hij heeft een boek waar er een heleboel instaan. Van sommige soorten zijn wel tien of meer varianten. Net een ander koppie, nekkie, veertje, staartje of snaveltje. In de wereld zijn ruim tienduizend verschillende soorten vogels en hij heeft er al twaalf honderd van gespot. Alle gegevens, waar, wanneer, hoe laat etc. heeft hij thuis in een enorme databank opgeslagen. Hij fotografeert ze niet of neemt niet, zoals anderen vogelaars, de geluiden die ze maken op. Nee, hij wil ze gewoon gezien hebben en dan is het goed. Gambia, vertelt hij verder, heeft vijfhonderdvijftig soorten vogels en daar heeft hij er nu tweehonderdtien van waargenomen. Aparte vogel hoor die Robbert . Het eten in de lodge is heerlijk en we laten ons maar eens goed verwennen. We kletsen nog wat met het overige gezelschap en roeien onder een meer dan schitterende sterrenhemel in het pikkedonker terug naar de 'Robeyne'
Woensdag 23 November 122e dag.
Als we onze slaperige hoofden door de kajuitopening steken zien we een deken van mist over de rivier liggen. Whoooh, wat een prachtig gezicht. Doodstil is het, zelfs de vogels zijn onder de indruk. De nachten zijn iets kouder aan het worden , maar het rivierwater nog erg warm, het resultaat is fotogeniek. We gaan ontbijten in de lodge, sjiek hoor!, en ze hebben er heerlijke verse broodjes. Het plan is naar Georgetown te varen en zien of we daar eten kunnen kopen voor de terugtocht over de rivier. We hadden al gehoord, dat je daarna niet verder kunt varen omdat er electriciteitskabels over de rivier gespannen zijn en niemand weet de hoogte. Als we het stadje naderen begint de kapitein van de veerpont al druk naar ons te zwaaien om ons te waarschuwen dat er draden hangen. Heel attent van hem, ook mensen aan de kant proberen ons er op te wijzen en proberen onheil te voorkomen. Hup, anker uit dan maar en het wordt roeien naar de kant. Coen blijft aan boord, er moet veel gewassen worden en nu hebben we zoet water en redelijk schoon. Georgetown is een ware desillusie. De teloorgang van de Gambia rivier als levensader is nergens beter te zien dan in dit trieste, vervuilde, armoedige plaatsje. In vroeger dagen, met name in de koloniale periode, was Georgetown het administratieve centrum van Gambia. Het is nu wat de Engelsen zeggen een 'run down place'. We slenteren wat over de markt met heel optimistisch, twee grote boodschappen tassen, maar er is nauwelijks iets te koop. Wat bananen en een grote, niet te tillen meloen, is alles wat we meenemen. Al dwalende door stoffige straatjes met golfplaten huisjes komen we bij een soort van lodge, in de hoop er iets te kunnen drinken stappen naar binnen. Uit een van de huisjes komt een vrouw en ze blijkt Nederlands te spreken. Ze stelt zich voor, noemt een naam die je nauwelijks kan uitspreken, laat staan onthouden. Ze is Finse maar heeft twaalf jaar in Amsterdam in een kraakpand gewoond, op het Prinseneiland. In flarden vertelt ze haar levensverhaal. Ze heeft een dochter, een ex man, een vriend, is spiritueel, kan hand lezen en is op zoek naar rust. Totaal ondervoed en ontredderd is ze vanuit een ander deel van Gambia naar deze plek gekomen, om een agressieve ex vriend te ontlopen. Hier is ze liefdevol ontvangen en de mensen van de lodge zorgen voor haar. Geld heeft ze niet en ze leeft van wat de Gambianen haar geven. Even denken we nog dat ze zweverige voorspellingen gaat doen over onze reis, maar dan wordt net de koffie gebracht. Eigenlijk is het een heel kwetsbare vrouw met zachte, lichtblauwe ogen die blijkbaar haar eigen leven niet zo goed onder controle kan krijgen. We laten haar achter in de hoop dat ze de rust zal vinden waar ze zo naar verlangt. We varen terug naar de lodge van Marc en verwennen onszelf nog maar eens met een behoorlijke warme maaltijd. Er zijn weer wat nieuwe gasten aangekomen, waaronder een Fransman met zijn vriend. Hij is een auto freak en vertelt een sportwagen te hebben die heel uniek is en uit Nederland komt. Zeker een Donkervoort uit Lelystad, zeg ik hem, ja schot in de roos, dat had hij niet gedacht en dat ze bij ons om de hoek gemaakt worden vindt hij fabuleus.
Donderdag 24 November 123e dag.
Georgetown was het keerpunt, we wisten dat we tot zover zouden gaan en daarna aan de terugreis moesten beginnen. In de vroege ochtend genieten we nog even van deze oase van rust maar dan gaat de motor aan en het anker wordt uit de grond getrokken. Met de stroom mee, weinig toeren makend tuffen we langs de uitbundig begroeide oevers, loerend naar tekenen van leven tussen het groen. René doet z'n dagelijkse check langs lampjes en metertjes en ziet dat de dynamo de accu's niet bijlaadt. Wat nu weer? De motor moet uit, we hijsen het zeil en de gereedschapskist komt tevoorschijn. Terwijl Coen en ik genieten van Colobus apen die luid schreeuwend van tak naar tak springen en nijlpaarden die proesten aan de wateroppervlakte komen werkt René zich in het zweet om de zaak op te lossen. Maar zoals alle voorgaande keren lukt het hem ook nu weer het probleem op te lossen en vliegen de ampères weer de accu in. Zo en dan is er koffie! Inmiddels zijn we bij het natuur reservaat aangekomen op Baboon eiland, waar we chimpansees kunnen gaan zien. Het zijn uit de hele wereld teruggehaalde chimps, die daar illegaal waren en hier nu verzorgd worden. Als je er langs vaart komen de Rangers met een bootje naar je toe en bieden een tour aan die je met hen kan maken. Daar zijn we voor. We leggen ons schip voor anker en stappen met camera's in hun bootje.
Onze gids vertelt honderd uit over de chimps, hij kent ze allemaal bij naam, waaronder Jumbo uit Holland. Ze kunnen wel vijfenzestig jaar oud worden. Er leven vier groepen op het eiland. Terwijl hij z'n bootje langs de oever stuurt roept hij één van de apen. "Kwan, Kwan" en daarna imiteert hij het geluid dat ze maken. Het klinkt heel echt. Keer op keer herhaalt hij z'n lokroep terwijl we in de brandende zon langs de oever schuiven."Kwan.....Kwan....." maar wat we ook zien en horen, géén Kwan. René ziet wel een schildpad met een lange nek, nou ja dat is tenminste iets. Terug bij de boot nemen we afscheid van de Rangers. "Next time better" en zo is het maar net, de natuur kun je niet naar je hand zetten. Die schildpad was ook mooi hoor! We vervolgen onze reis en krijgen toch nog een cadeautje. Coen ziet een forse krokodil voor ons langs de rivier oversteken, hij is minstens twee meter lang en we kunnen hem goed zien. Tegen de tijd dat we de camera in de aanslag hebben duikt de rakker onder en laat zich niet meer zien. Tegen vieren zijn we bij onze overnachtingsplaats. Het dorpje Kuntaur aan de rivier met een eenvoudige lodge. Plaatsjes in het achterland dragen bijzondere namen zoals: Barrajalli, Ka-ai, Nijl Tenda, Dobo, Faraba maar ook: Half Die, omdat daar ooit de helft van de inwoners door een cholera epidemie om het leven kwam. Coen en René gaan naar de wal en bezoeken het dorpje. Het zijn armoedige golfplaten hutjes en het dorp is één grote vuilnisbelt. Er is wel een ziekenhuisje dat er aan de buitenkant nog behoorlijk uitziet. Ze stappen naar binnen en maken kennis met de enige aanwezige verpleger. Hij geeft ze een summiere rondleiding. Er zijn tweehonderd bedden, waarvan honderdtachtig dik onder het stof. Er is zegge en schrijve één patiënt, een zwangere vrouw die op het punt staat te bevallen. Als dat goed gaat, komt hij in aanmerking voor een cursus verloskunde. Je zou toch zeggen dat hij die beter eerst.......! Hij verdient nu, omgerekend vijftig euro in de maand. De laatste keer dat er een dokter in het ziekenhuis was is anderhalf jaar geleden! De eigenaresse van de lodge is een Nederlandse maar helaas, ze is er niet. In de tuin staat een 'PAK 'N BAK"aanhangertje, met op het zeildoek "Go For Afrika" en een banknummer van de Fortis Bank. Er zijn veel initiatieven uit de Westerse wereld om arm Afrika te helpen. Sommige zijn succesvol, andere houden op te bestaan zodra de geldstroom stopt. Als we ons biertje drinken op gammele houten stoeltjes aan de oever met uitzicht op onze trouwe 'Robeyne' baadt de rivier zich in een ongelofelijk mooi, niet te beschrijven licht. Over het spiegelgladde water glijdt gracieus een bootje, een oude man peddelt geruisloos z'n vaartuigje naar z'n bestemming. Hoog in de lucht gaan de rode en groene knipperlichtjes van een vliegtuig tegen een donkere wolkenloze hemel.
Beer.

dinsdag 22 november 2011

Ibrahim's droom

Maandag 21 november 120e dag

Ja hoor, stipt acht uur staat onze gids Ibrahim aan de kant. We gaan met onze twee dingy's op zoek naar de nijlpaarden. Melanie blijft aan boord. De verhalen, dat nijlpaarden meer slachtoffers maken dan krokodillen hebben haar wat afgeschrokken. De kinderen Puck en Lotte gaan wel mee, maar vinden het wel erg spannend. Als mamma iets eng vindt, nou dan moet het wel zo zijn. Ibrahim zit bij George en de kids in de dingy en wij varen er achter aan. We zigzaggen wat door de kreek en observeren met de verrekijker de oevers. Het is doodstil en het water is glad. Een geschrokken reiger fladdert uit het dichte groen, z'n schelle schreeuw verstoort de stilte. “Daar” fluistert René, en hij wijst naar een donker voorwerp. Het is een tak, die zachtjes met de stroom onze kant komt aandrijven. Tot twee maal toe laten we ons door takken in de maling nemen maar dan is het raak. Een hele kudde nog wel, we tellen zeker zeven of acht koppen en regelmatig komen ze boven om adem te halen. Soms een straaltje water door hun neusgaten spuitend. We laten ons met de stroom richting de kant drijven om dichterbij te komen. Lotte kruipt dicht tegen haar vader aan. Coen maakt met z'n handen voor z'n mond een eng geluid en dan hebben de meiden het helemaal niet meer. Helaas hebben de nijlpaarden ons in de gaten en we krijgen de indruk dat we ze alleen maar verder weg jagen. Dichterbij zullen ze ons zeker niet tolereren. Voor foto's en film waren ze jammer genoeg te ver weg en we maken rechts om keert. Ibrahim wil ons een eiland laten zien. Zijn eiland, zoals hij zegt. Daar aangekomen moeten we tussen de mangrove wortels een plekje zien te vinden om de dingy's vast te leggen. Aan land gaan is een hele toer, het is één gladde klei massa en om beurten gaan we onderuit. Tot onze enkels zakken we in de moerassige grond. Dan staan we eindelijk op 'ZIJN 'eiland. Hoog gras tot aan de horizon, met hier en daar een boompje. Hier zitten ook leeuwen en tijgers zegt onze gids, maar dan beginnen we toch wat te twijfelen. Heeft Ibrahim misschien ook last van de hitte. Volgens ons komen tijgers in Afrika helemaal niet voor, maar misschien bedoelt hij een ander beest, z'n Engels is ook niet je dat. Dan laat iemand het woord lodge vallen. Dit zou een mooie plek voor een lodge zijn. Ibrahim staart in de verte, in gedachte ziet hij het al voor zich, een mooie lodge, helemaal gemaakt van lokale materialen. Een grote gemeenschappelijke ruimte gebouwd in de vorm van een oversized tipi tent, daarin een bar waar een barman met een big smile de meest verrukkelijke koele cocktails kan shaken, een eetgedeelte waar charmante bediening in traditionele kleding de verwende gasten de heerlijkste gerechten kan voorschotelen. Geheel in de stijl van de leem hutten gebouwde bungalootjes met warm en koud stromend water en natuurlijk een zwembad met gekoeld water. Maar eerst een landings strip, waar de kleine vliegtuigjes af en aan kunnen vliegen om de gasten uit de hele wereld te ontvangen in de 'Ibrahim's Premier Tourist Holiday Safari Camp” Est. 2012 . En alle mensen uit zijn dorp zouden er een baantje kunnen krijgen en de kinderen zouden hun dansjes kunnen laten zien en........................

“Ibrahim”... “Yes?”......”Shall we go”.?......”Yes”.........”If I only had the money” mompelt hij nog.

We zetten onze vriend af in het dorpje en vervolgen onze reis. Acht mijl verder is een kreekje waar we de 'Robeyne' willen ankeren. Volgens de beschrijvingen van zeilers die ons zijn voor gegaan kunnen we ook daar rekenen op het zien van nijlpaarden. Onderweg wordt de boot door Coen en René stevig onder handen genomen en van kop tot kont gesopt en gespoeld. Aangekomen op de ankerplek gaat René op het heetst van de dag, schuren en verven. Er zijn nogal wat roest plekken op het dek en voordat het erger wordt..........Hij heeft met happy hour zeker z'n pilsje verdiend. Op de heuvels op de achtergrond zijn bewoners het hoge gras aan het afbranden. De vlammen slaan meters hoog op en het lijkt wat uit de hand te lopen. Grote zwarte rookwolken dekken ze zon af en de roetdeeltjes dwarrelen aan dek op de net geschilderde plekken. Het lukt Coen zowaar nog een maaltijd te maken terwijl het binnen extreem warm is. Als het donker wordt dansen tientallen vuurvliegjes rond ons kuipje, de klamboe houdt ze gelukkig op afstand. We gaan vroeg slapen.
Beer

Warm binnenland

Zaterdag 19 November 118e dag.
We kunnen hier niet weggaan zonder ook even het dorpje Tendabe te verkennen. Gewapend met film, fototoestel en wat geld om snoep te kopen voor de kinderen roeien we naar de kant. We leggen onze dingy tussen de vissersbootjes. Van dichtbij kun je zien hoe eenvoudig ze zijn, een uitgeholde boomstam met wat plankjes aan de zijkant voor enige verhoging. Alles is zeer primitief. De lemen hutten met een erfje, waar de kippen al van de mais en de rijst pikken, dat voor het avondeten is bestemd. Kinderen, vaak naakt, spelen met eigen gemaakt speelgoed van afval dingetjes. In hun rijke fantasie is het al gauw een autootje dat ze met de bijbehorende geluiden voor zich uit duwen. De meeste mannen van het dorp zijn aan het vissen en de vrouwen werken op het kleine stukje land achter het dorp waar ze rijst verbouwen. Even buiten het dorpje zijn mannen bezig met zware drilhamers een betonnen fundering te slopen. Een zware diesel compressor zorgt voor de perslucht.
In de gloeiende zon, met bezwete bovenlijven en geen stofbril of enige bescherming. Ach, Arbo-wet, we zijn hier in Afrika. Er staat een container waar een soort van kantoortje in is gemaakt. In de deuropening staat een leuke, aantrekkelijke jonge vrouw. René spreekt haar aan en ze vertelt enthousiast over het project. Het water moet onder de weg door afgevoerd kunnen worden en het vorige bedrijf heeft een inschattings fout gemaakt. De regering heeft het bedrijf waar zij nu project manager is ingeschakeld de klus te klaren. Ze heeft een technische opleiding gehad en gekozen voor een job in een uitgesproken mannen wereld. Op de vraag van René hoe ze zich in die wereld kan handhaven zegt ze, terwijl ze haar hoofd een beetje schuin houdt en kijkt zoals alleen vrouwen dat  kunnen, “I am a tough cookie to crack, you know”......! en dat willen we graag van haar aannemen! We komen weer terug bij de oever van de rivier waar de gevangen vis ligt te drogen. Het stinkt er behoorlijk, maar het is hun manier van conserveren. Coen legt het allemaal op camera vast. Als we later ,terug in Nederland de beelden bekijken, zullen we erbij zeggen,”en stinken joh” !! Terug lopend is een groepje meisjes, in de leeftijd van twee tot hoogstens twaalf jaar , bezig een dansje uit te voeren, ze willen ons laten zien wat ze kunnen. Een van kinderen slaat met haar knuistjes op een trommel, nou ja, trommel ,een oude plastic jerrycan dus. Het oer Afrikaanse ritme zit er al helemaal in en wild stampen ze met hun blote voetjes in het stof. Ook de allerkleinste doet dapper mee en wordt door het groepje aangemoedigd. Het is kostelijk om te zien en we filmen om er later nogmaals van te kunnen genieten. En dan te bedenken dat veel van deze schatjes, als ze ouder zijn, besneden worden onder de meest primitieve omstandigheden met alle vreselijke gevolgen van dien. Traditie en geloof doen de mensen hier zo handelen. Het zijn de moeders die de handelingen uitvoeren. Afschuwelijk, je moet er niet aan denken. Gelukkig wordt er wereldwijd hard aan gewerkt om deze volkeren op andere gedachte te brengen, maar het is een lang en moeizaam traject. We zijn weer terug bij ons bootje en René neemt afscheid van twee jongetjes, die de hele ochtend z'n hand hebben vast gehouden en zijn meegelopen. We varen langs de “Zsa Zsa” en zien Melanie net bezig het huiswerk van de kinderen te fotograferen. Hun proefwerkjes worden via internet verzonden naar de Wereldschool, waar ze worden nagekeken en beoordeeld. Dochter Puck staat boven op de giek en is pappa George aan het helpen om het grootzeil te verwisselen, dat nodig aan vervanging toe is. Het is al laat in de middag als we vertrekken, de stroom is eindelijk gedraaid en we kunnen verder de rivier op. De bedoeling is te varen tot het donker wordt en dan het anker uitgooien. Onderweg geven we nog een sleepje aan twee vissers en zetten ze vlak voor hun  dorpje af. Tegen een zandbank, in het midden van de rivier, vinden we een geschikte ankerplaats: hier maar overnachten. Snel zetten we onze geïmproviseerde klamboe over de kuip om de muggen en ander vliegend tuig op afstand te houden. Het wordt al snel donker en we liggen in een verlaten omgeving. Ongelofelijk, zo dun bevolkt is dit gebied. We maken een hapje eten, praten wat en proberen te slapen. Het is nog steeds dertig graden binnen!

Zondag 20 November 119e dag
Zodra het licht wordt draaien we ons ankertje op en gaan met de stroom mee richting Kudang, onze bestemming voor de avond. Al snel passeren we een pont, die een belangrijke oversteekplaats in de Gambia rivier verzorgt. Afgeladen met zware vrachtwagens sjouwt ie van de ene naar de andere oever. De rest van de dag is warm en eentonig. De oevers glijden voorbij, met de verrekijker speuren we naar het land op zoek naar enig leven  achter of in de mangrove bomen. Een witte reiger, een kleine zeearend, een vlucht pelikanen. Vogelaars zouden de dag van hun leven hebben. Ook wij proberen de schoonheid van dit enorme uitgestrekte gebied te waarderen. We zijn echt in een verlaten omgeving. Regelmatig kijk ik even op m'n mobieltje om te zien of er al 'bereik' is. Het is nl. de verjaardag van mijn zoon David en het zal toch niet gebeuren dat ik hem niet kan bellen om te feliciteren. De klok wijst 16.30 uur als we bij Kudang aankomen. Het is zondagmiddag en alle kids hebben natuurlijk vrij van school. Nou dat zullen we weten. Met tientallen bootjes en zwemmend komen ze naar ons toe, ze klimmen op de boot en kruipen in het bijbootje. Nee, jongens, dit is niet leuk meer. We moeten ze echt wegjagen en even spelen we met de gedachte om maar door te varen. Een warm welkom is leuk, maar deze jeugd is wel erg opdringerig. Later komt een zekere Ibrahim, die ook in de Pilot beschreven staat als een soort gids. Hij maant de jongens te vertrekken en nodigt ons uit aan land te komen, z'n vader te ontmoeten en het dorpje te bekijken.
Het is nog weer authentieker dan de vorige nederzettinkjes en verbazen ons opnieuw over de manier van leven. De eenvoud, de rommel, de van de buitenwereld afgesloten gemeenschap ,echt het is vaak onvoorstelbaar dat de mensen zo kunnen leven. Toch ogen ze happy en blijkbaar zijn ze tevreden met situatie. Ibrahim wil morgen onze gids zijn, hij belooft ons nijlpaarden, slangen en krokodillen. Om zeven uur wil hij vertrekken, wij maken er maar acht uur van. Op weg naar de 'Robeyne' tuffen we nog even langs de 'Zsa Zsa'. George en Melanie nodigen ons uit om vanavond nog een drankje bij hen aan boord te komen drinken. “Na negen uur” roept ie, dat zijn de kinderen naar bed. “Nee, hoor” roepen ze in koor. “Ja hoor”zegt vader George. Terug op ons eigen schip zie ik drie kleine streepjes op de mobiele telefoon, gelukkig, bereik! Hoi David, van harte man...en ik ben blij z'n stem even te horen. Hij krijgt natuurlijk ook de felicitaties van Coen en René en we proosten met een biertje op z'n 40e verjaardag! Zoals afgesproken roeien we nog even met ons bijbootje naar onze gastheer. Onder het genot van een koud biertje en dito witte wijn kletsen we lekker over bootjes, reizen en de toekomst. Ze hebben al eerder de oceaan overgestoken, dochter Lotte werd één jaar gedurende die reis. Hun plan, na Suriname is de Caraibische eilanden aan te doen en te eindigen in Antiqua. Daar zal hij meedoen met de beroemde Antiqua week, een zeilhappening die ongekend is. Vrouw en kinderen gaan in een gehuurd huis en z'n bemanning komt over vanuit Nederland, waaronder Ruud en Bouke, twee zeer ervaren en super gemotiveerde zeilers uit Parkhaven. Wie weet zitten we tegen die tijd in de buurt en kunnen we ze aanmoedigen! We zullen zien....
Beer



zaterdag 19 november 2011

De Gambia rivier op

Woensdag 16 november 115e dag.
Hieperdepiep hoera, het is de verjaardag van René. Dat moet gevierd worden. We willen net met ons bootje naar de wal gaan als we in de verte 'lang zal die leven' horen zingen. De 'Zsa Zsa' crew komt op bezoek en ze hebben zowaar een taart gemaakt! Gezellig zitten we even later aan de koffie en limonade voor de kinderen. Nogmaals zingen en dan mag René de kaarsjes uitblazen. George en zijn vrouw Melanie zijn een leuk stel en hun beide kinderen voelen zich bij ons al thuis. Later in de ochtend verkennen we het dorpje achter de Lamin lodge. Via een bloedheet  zandpad komen we in een dorpje. We worden door iedereen aangesproken met de gebruikelijke standaard zinnetjes. “How are you? Where you from ? What is your name? Het is allemaal goed bedoeld , de mensen hebben ook weinig anders te doen. Maar ja, zo komen we niet verder.  We willen naar een internet café om wat mailtjes te verzenden. Dat laatste lukt niet helemaal maar gelukkig hebben ze er wel koude cola. Googelen lukt des te beter en we verzamelen nog wat info over de te maken tocht op de rivier. De naam van het land, Gambia, komt waarschijnlijk van het Portugese Cambio, wat ruilen cq wisselen betekent. Dat zou kunnen  komen uit de tijd dat er slaven  geruild/ verhandeld werden. Langs de rivier zijn fragmenten van potten gevonden die 5500 jaar oud zijn en duiden op bewoning langs het water. Om René's verjaardag nog wat luister bij te zetten lunchen we in het toeristen gebied waar we onder de parasol genieten van een lekker visje.

Donderdag 17 november 116e dag.
De zon komt op en zet de kreek in een roze gloed. De vogels schrapen hun keeltjes en beginnen te kwetteren dat het een lieve lust is. Een vroege visser in zijn uitgeholde boomstammetje peddelt traag langs de 'Robeyne'. Vandaag gaan we verder de rivier op. De Gambia rivier is 1130 kilometer lang maar zover kunnen wij niet komen. Georgetown, op zo'n 320 kilometer zou al heel mooi zijn. De rivier is hier nog behoorlijk breed en een beetje saai is het wel. De water temperatuur is 33 graden en op ons stalen voordek kun je niet blootsvoets lopen. We hebben een soort bimini gemaakt van wat zeiltjes om ons tegen de brandende zon te beschermen. Binnen in ons bootje nu 38 graden en  we mogen blij zijn als dat 's nachts naar de 30 zakt. Halverwege de dag leggen we aan bij 'James Island' een eilandje midden in de brede rivier niet groter dan een flinke achtertuin. Bovenop de restanten van een fort, gebouwd in 1651 door de Engelse Duke of Courland, in een poging dit deel van de wereld te veroveren. In 1719 namen piraten alles van waarde mee inclusief de slaven. In 1828 werd het verlaten. Nu is het wereld erfgoed. We vervolgen onze weg naar het plaatsje Bintang.
In de verte zien we vissers die hard peddelend hun bootje met gevangen vis naar het dorp proberen terug te varen. We bieden ze een sleepje aan en dat wordt in dank aanvaard. We ankeren pal voor het dorpje, een paar schamele hutjes onder enorme baobab bomen. Het lijkt wel of het hele dorp is uitgelopen. Tientalle kinderen spelen aan de waterkant. Als we even later met de rubberboot landen pakken ze gelijk je hand en lopen met je mee. Alles willen ze weten en de meesten spreken best wel aardig Engels. Natuurlijk willen ze wat van ons en één van de oudere jongens heeft wel een suggestie. Er is een winkeltje, wat je eigenlijk nauwelijks zo kan noemen en daar verkopen ze voetballen. Als die meneren van de boot nou eens zo'n bal kochten? Ja, en dan kijken een dozijn van die donkere oogjes je hoopvol aan. Tuurlijk, en even later holt de hele meute richting een veldje. Die avond eten we aan boord en luisteren naar de geluiden die over het water vanuit het dorpje naar ons toekomen, het gepruttel van een buitenboord motor, blaffende honden, lachende kinderen, een heel andere wereld en toch zo vlakbij....

Vrijdag 18 november 117e dag.
Het is vijf uur en nog aarde donker, als de Imam van de moskee oproept tot gebed. De schelle gezongen gebeden verscheuren de ochtend stilte. De 'Robeyne' is door de stroom 180 graden gedraaid en het dorpje is nu rechts van ons. Nog twee uur voordat het licht wordt. Slapen is niet mijn sterkste kant, zeker niet bij deze temperaturen. Het heeft geen zin vroeg te vertrekken, de stroom moet eerst draaien en dat zal pas tegen het middaguur zijn. Buiten de 'Zsa -Zsa' is er gisteren avond nog een Nederlands schip voor anker gegaan. De opvarenden zijn waarschijnlijk vroeg gaan slapen om weer vroeg te kunnen vertrekken. Het is de 'Dikke Druif' en als ze bij ons langs varen spreken we ze aan. Ze krijgen de groeten van mijn buurman Jan Nagel, die ons al ingeseind had dat de dokter met z'n vrouw en een zuster op de Gambia rivier aan het varen waren. Jan heeft bemiddeld bij de aankoop van hun prachtige schip, een Koopmans van minstens 44 voet, schatten we zo in. Ze geven ons nog wat tips want zij hebben de rivier al bevaren en zijn op weg naar de Kaap Verdische eilanden. Later zullen ze, net als wij, oversteken naar Suriname. We gaan ze dus zeker nog zien. Het gaat druk worden met al die Hollanders daar! We gaan aan wal en lopen door het dorpje. Wat erfjes langs een zandpad met blèrende geiten, spelende kinderen en vrouwen die cassave aan het stampen zijn in een soort overmaatse houten vijzel. Haar babytje op de rug in doeken gebonden stampt al slapende mee. René wil het ook even proberen onder grote hilariteit natuurlijk. Een bezoekje aan het dorpsschooltje mogen we uiteraard niet overslaan. Geduldig vertelt de hoofdmeester de gang van zaken. Van de regering krijgen hij en de overige leerkrachten een bescheiden inkomen. Het gebouw is ook door het rijk betaald. De materialen, zoals schriften en pennen, komen van een bijdrage die de ouders van de kinderen moeten ophoesten. De kinderen die nu nog buiten de school in het dorpje rondhangen hebben ouders die zelfs die kleine bijdrage niet  kunnen betalen. Tot veertien jaar gaan ze naar deze school. We wonen nog een les bij waar een enthousiaste leraar middels veel zingen en het nadoen van alle dieren geluiden, de kinderen kennis probeert bij te brengen. We nemen afscheid van de hoofdmeester en hij wijst nog even op een houten kist waar met grote letters DONATIONS op staat. Terug aan boord draaien we gelijk het anker op en laten Bintang achter ons. De kinderen op de kant staan nog te zwaaien, de bal schoppen ze hoog en blijft tussen de takken van de Baobab boom hangen......ach, hopelijk komt er van de week nog een jachtje voorbij. De afstand voor vandaag is 35 mijl en we plannen net voor donker in  Tendabe te zijn. Volgens de tips, een aanrader. De tocht is lang en warm, proberen uit de zon te blijven is het beste. Om beurten gooien we wat putsen water over het gloeiende dek en over onszelf.
Opvallend dat er totaal geen verkeer is op de rivier. Het vervoer gaat blijkbaar allemaal over de weg. Slechts één vissersbootje komen we tegen, die we ook dit keer weer slepen. De twee vissers  hebben een klein vuurtje branden op wat houtskool en daarop een theepotje. Om beurten moeten ze het lekke bootje leegscheppen anders halen ze de kant niet. Tendabe, waar we net voor donker aankomen, heeft voor deze omgeving een tamelijk luxe lodge waar we bijkomen met een koud
biertje. Ook hebben ze deze avond een buffet met als specialitiet: wildzwijn. Er zijn tamelijk veel gasten, het zijn allemaal vogelaars. Dit gebied noemen ze namelijk 'The Birdwatchers Paradise' Samen met  de 'Zsa-Zsa'tjes  genieten we van de prachtige avond, van bier, wildzwijn en 't gezelschap.
Beer.


vrijdag 18 november 2011

Banjul, inklaren en scheepwerfgedoe

Maandag 14 november 113e dag.
De zondag is René al de hele dag bezig geweest met de inklarings papieren, de douane en de politie.
Het is een enorme rompslomp en eigenlijk willen ze allemaal alleen maar geld of een presentje. Een T-shirt, een pakje sigaretten, een zwemvest. We kunnen en willen er niet onderuit, het hoort bij Afrika en als je wat voor elkaar wilt krijgen , moet je gewoon meedoen in het systeem. Ook meldt René de aanvaring bij de havenmeester, maar zoals verwacht, hij haalt z'n schouders op en maakt een gebaar wat verder weinig hoop geeft op enige actie van zijn kant. In de middag verkennen we de omgeving, op zoek naar een stuk hardhout om de tafel te repareren en wat vers eten in te slaan. Het stuk hout is geen probleem maar als we voor een kraampje staan waar ze vlees verkopen bedanken we voor de moeite. Honderden vliegen zijn al bezig de lappen vlees te verorberen en het lijkt ons niet verstandig dit te kopen. Ondanks de belofte van de verkoper dat de koe pas die zelfde ochtend is geslacht en de keuringsdienst van waren net langs was geweest. Nee, laten we het toch maar niet doen. Het wordt aan boord een omelet, wel zo veilig en ook lekker.
 
Dinsdag 15 november 114e dag 
Coen en ik gaan boodschappen doen, althans kijken wat de mogelijkheden zijn. Ons plan is om drie weken de rivier op te varen en we hebben dus wel het een en ander nodig. We laten René achter met de reparatie problemen en de papierwinkel. Van het haven gebied lopen we naar het centrum van Banjul. Het is weer de bekende cultuur shock. Vele malen heb ik voor m'n werk bij de televisie in Afrika rondgereisd. Tanzania, Ghana, Kenia en Uganda maar het went nooit. De armoede, het stof, de herrie, het vuil, het is werkelijk met geen pen te beschrijven. Afrika moet je zien, voelen, ruiken en beleven. Ja, er is een ander Afrika, dat van Karin Blixen, van de film  'Out of Africa'  De overweldigende wildernis, de safari's, de baobapthree's, de luxe lodges voor de safari's, de meer dan schitterende zonsondergangen in de Serengetti waar de olifanten bij de rivier hun dorst lessen. De tenten kampen in de bush, waar de verwende toerist met een koud biertje kan genieten van wild life en 's avonds van de prachtige sterrenhemel. Maar wij lopen nu in een stad en het is 35 graden, een kakofonie van toeterende auto's en vrachtwagens, daar tussendoor duwen bezwete mannen  hun handkarren, veel te hoog en te zwaar beladen. Aan de randen van de weg zitten vrouwen en kinderen met hun  schamele handeltjes. Soms niet meer dan wat trosjes bananen op een stuk karton en dat alles in een verzengende hitte. Het leven is hard in dit deel van de wereld en voor de bewoners elke dag opnieuw een strijd om te overleven. Ik word altijd een beetje triest bij het zien van het leven in Afrika. Eerst moeten we geld wisselen en proberen twee banken echter zonder resultaat, alles visa en wij hebben mastercard op ons plastic staan. Hulpvaardige Gambianen, ja,  die zijn er genoeg, vertellen ons dat we naar het luxe toeristenoord moeten om aan geld te komen. We nemen een taxi omdat het wel een half uur weg is met de auto. Halverwege stopt de jonge chauffeur en begint even zo vrolijk met z'n mobiele telefoon te bellen. 'My mother' zegt ie heel ontwapenend en terwijl we in de bloedhitte langs de weg staan kletst ie rustig met z'n mammie tien minuten weg. Geld pinnen lukt en met een hele stapel Gambiaanse dalasi's  laden we in de supermarkt ons karretje vol. Onze taxi chauffeur is bij ons gebleven en helpt met inladen. Wat voor hem een maandinkomen is leggen wij achteloos bij de caissière neer. We realiseren ons hoe goed wij het hebben in vergelijking met de mensen hier. Beleefd vraagt hij ons nog wat melkpoeder te kopen voor z'n twee jongetjes thuis. En met een bescheiden zakje, wat hij precies weet te staan in de schappen is hij al tevreden. Terug bij de haven zien we dat de 'Robeyne' niet meer op zijn ankerplek ligt. René heeft het schip naar een werfje gevaren waar ze al druk aan het lassen zijn. Zeven man staan te kijken terwijl er één bezig is. Er moet snel gewerkt worden want het wordt laag water en we kunnen daar dan niet blijven liggen. Ook de gebroken waterstag is weer klaar, gerepareerd op z'n Afrikaans, maar voorlopig kunnen we het er mee doen. De kosten van de totale reparatie zijn naar Nederlandse maatstaven erg laag. Opgelucht vertrekken we van het werfje, blij dat we er nog zo mee weg zijn gekomen. Het had allemaal heel wat erger kunnen aflopen. 

Dinsdag 15 november 114e dag.
Van de ankerplaats gaan we vroeg in de ochtend opnieuw naar de steiger. Ze hebben ons beloofd dat we drinkwater konden innemen en de slang vanaf het tappunt ligt al klaar. Zelf ga ik nog Banjul in met een jerrycan om benzine te scoren voor ons buitenboord motortje. Verder naar een apotheek om te zien of ze 'deet' verkopen om ons tegen de muggen te beschermen. Het is tenslotte een malaria gebied. Als ik terug kom bij de boot loopt de slang nog steeds, met een uiterst dun straaltje proberen we de 250 ltr. tank vol te krijgen. Tijdens het 'laden' is het water al drie keer in prijs verhoogd! Ja, ze proberen het gewoon. Bij het afrekenen betaalt René het dubbele van wat er was afgesproken en dat lijkt ons goed zo. Zij trouwens ook. Op het heetst van de dag gooien we los van het krakkemikkige steigertje en varen de rivier op richting Lamin lodge in een zijarm ( kreek) van de Gambia rivier. De aanwijzingen zijn zeer summier we schipperen tussen gevoel en de data op de  computer.  We doen het rustig aan, het is maar een paar uur varen. Gelukkig maar, want plotseling schuiven we langs een net onderwater liggend wrak. Op slechts enkele meters zien we de scherpe ijzeren resten van wat ooit een boot was. Zo, dat was even zweten en het is al zo warm! De rest van de tocht loopt langs mangrove vegetatie waarin veel vogels zitten. Onze eindbestemming komt in zicht. Idyllisch ligt de lodge verscholen tussen het groen. Er liggen een tiental zeilboten in de kreek.
De lodge, gebouwd op palen van palmhout ziet er eenvoudig uit. We worden hartelijk welkom geheten en ze hebben koud bier. In ons drijvende huisje stond de temperatuur meter op 37 graden!
Er komt nog een zeilboot tussen het groen te voorschijn. We herkennen de 'Zsa Zsa' en zien de kinderen Puck en Lotte al op het voordek. Die avond schuiven we met z'n allen aan een grote tafel en met nog een Nederlands zeilers echtpaar, die met hun 'Vrijheid' voor de lodge liggen genieten we van het eten en het gezelschap.
Beer.


dinsdag 15 november 2011

Naar Gambia

Van woensdag 9 November 108e tot zondag 13e November 112e dag
Het vertrek van het eiland Sal is om 09.30 uur. Voorzichtig manoeuvrerend tussen de nog voor anker liggende zeilboten motoren we de havenkom uit en zetten gelijk de zeilen. Zodra we uit de luwte van het eiland zijn en de luxe resorts op de zuidpunt in de verte zien vervagen, komen we terug in de sterke Noord Oost passaat. Alleen de koers die we nu moeten varen is 'hoog aan de wind'. Keer op keer boort de 'Robeyne' haar robuuste boeg in de golven en fonteinen van buiswater slaan tegen de kap. De bewegingen zijn heftig en onrustig. Ze steigert als een jong veulen in de wei. We voelen ons alle drie een beetje katterig, een mooi woord overigens, dat het gevoel goed weergeeft. Wellicht is er ook sprake van vermoeidheid. We hadden er al een hele ruk opzitten vanaf Tenerife en nu weer vierhonderd mijl voor de boeg. Voor de avondmaaltijd snijden we buiten in de kuip wat verse groente, openen een blik kapucijners en snijden de voorgebakken hamburgers in stukjes en hup klaar is het eenspan gerecht. Zo hoeft er niemand lang beneden in het benauwde keukentje te staan.
Onder deze omstandigheden geen pretje. Als je 's nachts onder de buiskap zit schrik je elke keer als er weer een plens water tegen de kap slaat. Ook de volgende dag staat de wind nog hard door en we komen tot niets, beetje hangen, lezen en af en toe slapen. We bereiden ons voor op de Gambia rivier, die we hopelijk ver op kunnen varen. We maken gebruik van een Pilot geschreven door Steve Jones. The Cruising Guide to West Africa. Steve werkte voor de Medical Research Council in Gambia en heeft in de negen jaar dat hij daar was de hele omgeving voor zeilers in kaart gebracht en tot in detail beschreven. Hij waarschuwt ook voor de Harmattan, een woestijn wind die in dit gebied kan waaien en het zicht tot slechts enkele meters kan beperken ( in de ergste gevallen) Hij heeft heel veel geschreven, ook de naburige landen, Senegal ten Noorden en Guinea Bissau ten Zuiden ontbreken niet in zijn Cruising Pilot. Er is nog steeds weinig tot geen scheepvaart verkeer om ons heen en we gaan weer moederziel alleen de nacht in. Vanwege de nog heftige bewegingen die ons schip maakt besluit ik maar op de bank te slapen in plaats van in m'n kooi. Het is René z'n wacht als er midden in de nacht, door een samenloop van een paar verkeerde golven, de 'Robeyne' zo'n enorme zwieper maakt, dat de zware tafel in de kajuit van zijn fundatie wordt gerukt en met veel kabaal tegen de bank valt. Gelukkig had ik net m'n benen binnenboord en het dekbed ving de eerste klap op. “Dat wordt weer een klusje voor Gambia” zei René en met de overige kussens wordt de tafel tijdelijk zeevast gezet. De volgende dag ziet alles er wat vriendelijker uit. De wind is terug bij een redelijk aantal knopen en de zeegang neemt gedurende de dag ook af. We draaien onze wachten als ware we een koopvaardij schip, op weg met lading naar een volgende haven. In het professionele logboek wat we van vrienden in Parkhaven kregen worden bij elke wisseling van de wacht de gegevens genoteerd. Datum en tijd, varende van..naar..., kompas koers, logstand ( afgelegde hoeveelheid zeemijlen) weersomstandigheden, barometerstand, windrichting en kracht, weerberichten, positie: zoveel graden noorderbreedte en zoveel graden westerlengte en gebeurtenissen/voorvallen. Bladerend in het logboek kom ik bij deze kolom de volgende zaken tegen: zomaar een greep, Uitgezwaaid door velen, eindelijk op weg. Somber weer, alles wel a/b.
Mooi zeilen, dikke stroom mee. Rondje gevaren i.v.m. Vissersschip. Vochtig weer, heel matig zicht.
Veel Dolfijnen rond de boot. Mooie nacht, veel sterren. 'Sobat Kras' acht mijl achter ons. Vogeltje aan boord., Vogeltje zoek, waar is vogeltje en dan vogeltje dood. Heldere maan, rustige wacht. Zeilschip( oploper aan stuurboord) Marijke jarig! Laatste mijlen op de motor. GPS gereset. Vliegende vissen aan dek. 1 uur stroom gedraaid, voor 2 accu's. Golf in de kuip. Windvaan roer afgebroken. Ijskast schoongemaakt. Tweede rif gezet, Dolfijnen rond de boot. Vis gevangen en weer laten zwemmen......... Het is maar een greep. Voor we het weten is het alweer zaterdag en zitten we te bekijken en te rekenen of we bij dag of bij nacht zullen aankomen bij Banjul aan de ingang van de Gambia rivier. Rond het middaguur krijgen we een AIS alarm van een groot snel varend vrachtschip dat ons na 15 minuten op anderhalve mijl voorlangs zal passeren. We zien hem al met de verrekijker en ik herken het schip meteen. Het is de 'Grande Marocco' van de Grimaldi company
Op haar zusterschip mocht ik een reis meemaken van Antwerpen naar Le Havre. Bij de gegevens zien we dat ze als bestemming Cotonon heeft en daar de zestiende november om 06.00 uur zal aankomen. Waar Cotonon ligt weten we niet, maar het moet wel West Afrika zijn, richting Kaapstad?? Als de avond valt, valt ook de wind en met happy hour moet zowaar de motor even bij anders liggen we geheel stil. Dan, na het eten komt er weer een beetje en glijden we richting kust. Het is nog ruim twintig mijl. Plotseling zien we beweging bij ons plankje achter de boot waar het aas aan zit om vissen. Er heeft er een toegehapt en spartelt heftig aan de lijn. Maar daarachter, zien we een enorme vin door het water schieten, er is blijkbaar nog een kaper op de kust, die ook wel trek heeft in zeebanket. Ademloos volgen we het spel van aanvallen en dichtbij de prooi komen. Echter, er wordt niet toegehapt, waarschijnlijk is de vis te groot voor de aanvaller. In ons grote visboek zoeken we naar een afbeelding van een vis met zo'n rugvin als we zagen. Een zwaardvis zou het zomaar geweest kunnen zijn. We halen onze buit binnen, het is een makreel en onder de vaardige handen van Coen en later de culinaire kwaliteiten van René, smikkelen we ervan. De wind trekt weer behoorlijk aan en onder gereefd tuig jagen we richting kust. Het is inmiddels aarde donker door het ontbreken van de maan, die moet nog komen. De eerste lichtjes komen aan de horizon, het water wordt ondieper, een paar uur geleden was de diepte nog 2000 meter , nu 20 en we staan op scherp om de aanloop ton te vinden. Daarbuiten moeten we goed opletten voor vissers die met hun onverlichte bootjes hier 's nachts bezig zijn. We gaan nog steeds hard en draaien de genua in en alleen op het grootzeil verkennen we de aanloop. Er komt nog een groot vrachtschip naar buiten die ons met lichtsignalen waarschuwt, ja, we hadden je heus wel gezien! De vaarroute is goed bebakend en verlicht en het laatste stukje is 'appeltje eitje'. Er ligt zeggen en schrijven één zeilboot voor anker , wat marine vaartuigen en motorjachtjes. Dan plonst ons ankertje in de rivier en trekt de sterke stroom het gelijk muurvast. We liggen. Buiten is het nog benauwd warm, minstens 27 graden en vochtig. De 407 mijlen zitten erop en we nemen d'r ééntje. Ditmaal een Berenburgertje. Het loopt tegen drieën als we onze kooien opzoeken. Het is benauwd in ons hokje en tot overmaat van ramp hebben de muggen bezit genomen van onze huisvesting. Ik word een beetje simpel van het gezoem rond m'n kop en dan te bedenken dat er thuis in de kast wel een klamboe ligt. Dit wordt weer een nacht van niet slapen. Aan alle kanten geprikt en de jeuk is niet te harden. Ja, dit is ook Afrika, het kan nog wel erger worden. We willen tenslotte een heel eind de rivier op het binnenland in, daar waar de nijlpaarden in de rivier zwemmen. Dan, terwijl ik net begin in te dommelen, het is dan tien over zes en nog donker worden we aangevaren door een groot vaartuig. De klap is enorm, staal op staal, je weet niet wat je overkomt. Binnen enkele seconden staan we met z'n drieën aan dek te staren naar een enorme bak die ons vol geraakt.heeft.Godver....
roept René nog na en verbouwereerd zien we het vaartuig met wat figuren in de nacht verdwijnen. Als we met een lamp naar het voordek lopen zien we de schade. De waterstag is gebroken en hangt als verlamd onder de boegspriet. Verder zit er een deuk in boeg met een gaatje die daar 16mm dik is. Het is niet groot, maar toch, het moet allemaal gerepareerd worden, zo kunnen we niet meer zeilen. De bemanning van de marine boot naast ons is wakker geworden van de klap en één van hen komt met een dingy een kijkje nemen. Hij heeft wel een idee welk schip het geweest moet zijn en geeft ons de naam..Verder adviseert hij ons een andere ankerplaats te zoeken omdat we blijkbaar toch in een soort vaarroute liggen. Maar we hebben precies volgens de Pilot gehandeld en op de kaart staat ook aangegeven waar jachten mogen liggen. Maar ja, 'this is Africa'. We doen maar zoals gevraagd, dit willen we niet een tweede keer meemaken. Het is al weer dag als we verkassen en gelijk maar ontbijten met een kop thee. Een goede Engelse gewoonte, hoe erg ook de problemen: First a cup of thee........
Beer.

op Sal

Zondag 6 november 105e dag.
Coen en René gaan aan wal met 'Dame Blanche' ons bijbootje. Bij de politie treffen ze niemand en verkennen verder het dorpje Palmeira een beetje. Veel is er niet. Wel ontmoeten ze aan de haven een landgenoot. Het is Richard, een solo zeiler. Z'n boot, van bescheiden afmeting, ligt niet ver van de onze in de havenkom. Hij vertelt, dat hij vorig jaar pas zijn eerste oversteek maakte, naar Lowestoft in Engeland. Die reis vond hij moeilijker dan het varen hier. Nadat hij het drukke kanaal voorbij was heeft hij het geheel als makkelijk ervaren. Vertrouwend op zijn AIS en radar, hanteert hij een slaap schema van anderhalf uur. Met kerst hoopt hij op Barbados te zijn om zijn dochter te ontmoeten. De jongens zijn weer snel terug aan boord en de rest van de dag, rusten, slapen, lezen we wat en borrelen en eten aan boord.

Maandag 7 november 106e dag.
De gele quarantaine vlag wappert vrolijk aan de mast volgens voorschrift maar we hebben nog niemand zien komen. We tuffen met het bijbootje naar de wal om ons aan te melden bij de politie en de havenautoriteiten om in te klaren. Altijd tijdrovende zaken. Palmeira is inderdaad een armzalig vissersplaatsje. Een uiterst simpele kade, waar de lokale visbootjes met lange lijnen aan vast liggen.
De locals hangen wat rond bij een barretje van golfplaten en afvalhout. Er is wat vis aan land gebracht en vrouwen verdringen zich om de vangst, om die later op de dag uit te venten in de naburige dorpjes. Palmeira toont echt arm, er is ook heel weinig werk voor de bewoners. De Cabo Verde eilanden liggen op ruim drie honderd mijl uit de kust van West Afrika. De archipel bestaat uit tien grote en vier kleine eilanden. Wij liggen bij Sal, behorende tot de Barlavento ofwel de bovenwindse eilanden. Ze zijn van vulkanische oorsprong en sommige wat bergachtig. Alleen het eiland Fogo heeft nog een actieve vulkaan. De eilanden zijn altijd erg arm geweest, mede door het gebrek aan regenwater. Het landschap ziet er droog en desolaat uit. Sommige eilanden hebben wat agrarische activiteiten, mais, bananen en wat sinaasappelen, hoofdzakelijk voor eigen gebruik.
De visserij is een belangrijke bron van inkomsten en er wordt zelfs behoorlijk geëxporteerd. Buitenlandse hulp is echter voor de Cabo Verde onontbeerlijk. In de vorm van geld en goederen, maar evenzeer educatie en andere vormen van ondersteuning. Veel Europese landen hebben een eiland geadopteerd, zoals Luxemburg dat bijzondere banden heeft met Santo Antao. Ze hebben er o.a een ziekenhuis gebouwd. Duitsland, verantwoordelijk voor het eiland Brava bouwde er een nieuw vliegveld. Frankrijk, Italië en ons eigen Nederland, allemaal, zelfs de USA participeert in projecten zonder winstbejag. Verder komt er veel geld binnen van de geëmigreerde Kaap Verdianen, die tijdelijk of permanent in het buitenland wonen en werken. Meer dan de helft van de bevolking, veel mannen, werkt in den vreemde. Ze zijn over de hele wereld verspreid. Ook ons land telt er velen, met name in Rotterdam is een grote gemeenschap Kaap Verdianen.
Er zijn een paar dingen die we noodzakelijk moeten regelen en gaan op pad om te zien of dat gaat lukken. Ten eerste, een onderdeel van het lummelbeslag, ja zo heet namelijk de constructie die de giek met de mast verbindt, is los gaan zitten en nodig aan vervanging toe. Een rond stuk staal waar een gat in geboord moet worden. In het povere centrum staan wat busjes die je naar Espargos brengen, een naburig plaatsje waar iets meer te krijgen zou zijn. Met zo hier en daar vragen komen we buiten het plaatsje op een braak stukje land, in the middle of no where. Er staan drie veertig voets roestige containers te midden van enorme hopen oud ijzer, afval en karkassen van wat ooit auto's waren. Drie jonge gasten zijn ijverig aan het werk. René toont hun het onderdeel en kijkt hoopvol. No problemos, Kijk daar zijn de Kaap Verdianen nou goed in. Ze zagen, lassen slijpen en boren en na een klein half uurtje is het klaar, kosten: honderd escudo's !!!(één euro dus!) Blij verlaten we het terrein, verwonderd hoe vindingrijk ze zijn en kunnen improviseren en repareren. Bij ons wordt er al gauw 'nieuw' ingezet. Verder gaan we op zoek naar een nieuwe laptop, die na vele verwoede pogingen van René om hem weer aan de praat te krijgen, toch de geest heeft gegeven. We vinden een shop maar er is weinig keus en heel veel duurder dan in Nederland. We stellen de aankoop nog maar even uit. Terug in het stadje drinken we wat op een pleintje. De school gaat net uit en de kinderen huppelen, zoals alle kinderen in de hele wereld, naar huis. Bijna alle meisjes hebben rasta vlechtjes met kleurrijke kralen, in combinatie met hun gitzwarte ogen zien ze er uit 'om op te vreten' zei mijn oma altijd. Hun bruine spillebeentjes gestoken in knalroze of kanariegele crocs, het maakt het kleurrijke plaatje helemaal compleet. De stoere jongetjes met pet en rugzak. We hoeven alleen maar op het terrasje te blijven zitten en te kijken hoe het leven zich hier afspeelt. De avond blijven we aan boord, de weinige eethuisjes die we zagen waren niet erg uitnodigend.

Dinsdag 8 november 107e dag
Op onze reis komen we vaak bijzondere mensen tegen, zoals deze ochtend. Voor het vullen van de gasfles hebben we een adapter nodig en bij het vulstation verwijzen ze ons naar een zekere Carlos en wijzen naar een partij oude vrachtwagens, daarachter zou hij moeten wonen. Hij is snel gevonden, iedereen in Palmeira kent hem. Carlos is Duitser en samen met zijn vrouw Elisabeth ooit met een antieke houten zeilboot hier beland en gebleven. Ze zijn sociaal ingesteld en met z'n 25 jaar ervaring als EHBO er, kon hij hier veel betekenen voor de bevolking. Ze zien hem als een soort dorps oudste en hechten veel waarde aan zijn kennis en ervaring. Ook in de gemeenteraad mag hij meedoen, alleen stemmen kan niet. Carlos vertelt ons over het harde leven op het eiland. Schrijnend is ook het verhaal, wat wij niet wisten, dat in de zestiger jaren er een grote hongersnood was en Portugal, destijds verantwoordelijk, niets heeft ondernomen om het drama te voorkomen. Dertig duizend Kaap Verdianen zijn hierbij om het leven gekomen. Zelf heeft hij ook een paar minder leuke ervaringen met de inwoners van het eenvoudige vissersplaatsje gehad en gezien het beperkte aantal voortanden die hem nog resten kunnen wij wel raden wat hij bedoelt zonder dat hij in details hoeft te treden. Ook is zijn huis meerdere malen leeggehaald, dit alles was voor hem echter geen aanleiding Palmeira te verlaten. Verder is hij steunpunt voor de Duitse organisatie 'Transworld Ocean' , die zeilers helpen als ze waar ook ter wereld problemen hebben. Dan geeft hij ons een paar goede tips wat we zoal kunnen doen, maar vooral wat we niet moeten doen.!Gelukkig heeft hij de adapter bij de hand en kunnen we terug naar het vulstation. Coen en ik gaan voor de nodige boodschappen en 'ons' René blijft aan boord om de windvaan installatie te demonteren. Het roerblad is afgebroken en verdwenen, waarschijnlijk hout moeheid! Er is maar een beperkte keus in het bescheiden winkeltje, toch sjouwen we met zes zware tassen door Espargos. Het is midden op de dag en bloedheet. Er zijn weinig mensen op dit uur op straat. Dan horen we prachtige piano muziek klinken uit een gebouwtje aan de overkant. De lichtgroene louvre luiken staan wijd open en nodigen uit voor een blik in het interieur. Achter de piano zit een beeldschone jonge vrouw, zwarte lossen krullen tot op haar slanke schouders, de sierlijke handen dansen soepel over de toetsen. Een prelude van Frederick Chopin, de klanken vullen de ruimte en strelen onze zintuigen. Uiterst geconcentreerd oefent ze keer op keer dezelfde passage. Dan, plotseling kijkt ze op en ziet ons staan, twee witte petten die half in het raam hangen. Ze schrikt en stopt met spelen. Wij putten ons uit in complimentjes en zeggen dat we er zo van genieten en vragen nog wat verder. Ze is een mix van een Franse Vader en een Kaap Verdische moeder, ze heeft echt een mooi gezicht met zachte ogen. Ze oefent voor een recital dat ze binnenkort gaat geven op het hoofdeiland. Het kan niet anders of dat moet een groot succes worden, wat een talent! We groeten haar en wensen haar veel sterkte met haar optreden. Even waren we in een heel andere wereld, de wereld van muziek, van optredens voor volle zalen, enthousiast publiek en bloemen als blijk van waardering. Wij gaan terug naar de haven, de boten ,de touwen, de golven, het zout van de oceaan en die oneindige alsmaar meevarende horizon. Jeetje wat zijn die boodschappen zwaar......
Beer.

Vliegende vissen

Vrijdag 4 november 103e dag
Als de nacht plaats maakt voor weer een nieuwe dag, zien we ze al liggen. In het gangboord en op het dekhuis, vliegende vissen. Het is een veel voorkomend gebeuren. Veel oceaanzeilers beginnen de dag met het oprapen van deze verse versnaperingen van het dek als welkome afwisseling op het vaak eentonige blikfood. Gedurende de dag hadden we ze met honderden tegelijk over de golven zien scheren, op de vlucht voor hun achtervolgers. Dachten ze dit keer te kunnen ontkomen aan de gretige honger van een bonito of een ander soort jager, vliegen ze zich te pletter tegen het zeil van de 'Robeyne' om uiteindelijk, na stevig onderhanden te zijn genomen door onze visspecialist Coen, in de pan te eindigen. Die serveert ons als ontbijt deze goed eetbare delicatesse van de oceaan. De wind staat onveranderd hard door. Het is de krachtige adem van de noord-oost passaat, die regelmatig de dertig knopen haalt. De bewegingen van het schip zijn heftig en vermoeiend en dat is de hele week al zo. Eten koken, plassen, opruimen, klusjes doen etc. alles kost meer energie en van slapen komt meestal ook niet veel. De ijskast stinkt en moet uitgeruimd, schoongemaakt en weer ingeruimd worden. Tussendoor afwassen en inruimen anders vliegt de vuile vaat door de 't roefje.
Toch heeft het, althans voor mij zeker z'n mooie kanten. Gewapend met fototoestel en filmcamera zit ik uren achter het stuurwiel te genieten van de hoge zeeën die op ons af komen. Als een amazone te paard licht de 'Robeyne' haar kontje en laat golf na golf soepeltjes onder haar welgevormde , voor de zee ontworpen romp, doorglijden. Het zonlicht glanst op de witte kammen van de brekende donkere golven. Een eenzame jan van gent scheert, honderden mijlen uit de kust, laag over de onstuimige zee. Dit is het ware oceaan zeilen! Coen zit stoïcijns de moeilijkste sudoku vraagstukken op te lossen, als ex beroeps zeeman gaat hem geen zee te hoog. Ik wil net René een compliment geven over z'n schip, dat ze zo mooi droog de golven trotseert als er met kracht ééntje de kuip binnenrolt en sta ik tot m'n enkels in het water. Geen probleem verder maar minder leuk is dat ook het water naar binnen is gevlogen met name op de kaartentafel met de laptop. We hadden het stormluikje nog niet in de kajuitopening gezet. Het stormde ook helemaal niet. Snel wordt alles met handdoeken en keukenrol droog gepoetst en lijkt het allemaal wel mee te vallen. Denken we! Totdat Coen komt zeggen dat het scherm van de laptop helemaal wit is en de digitale zeekaart verdwenen. Foute boel dus. Gelukkig is, buiten vele andere, dit nu dé specialiteit van onze René en we durven bijna niet te kijken als dit wondertje van techniek even later op de intensive care van de salontafel in tientalle delen ligt uitgespreid. Alles wordt grondig drooggemaakt en nagekeken. Inmiddels is Coen zijn computer als back-up geïnstalleerd en kunnen we weer navigeren. Na een uur zit alles weer in elkaar en hoewel wat onstabiel, er komt weer wat te voorschijn. René heeft goede hoop. Als we 's avonds binnen zitten te eten, kan makkelijk met zo weinig schepen om je heen, rolt er nogmaals met veel kabaal een brekertje in de kuip. We houden de zaak maar goed gesloten. We schatten onze aankomst bij de kaap Verdische eilanden. Zaterdagavond voor donker is geen haalbare kaart. De nog af te leggen afstand is te groot om dat te realiseren. We zouden dan gemiddeld zeven knopen moeten lopen en dat zit er , ondanks de gunstige wind , niet in. Bij daglicht dan maar op de zondagochtend, geen onnodige risico's lopen om 's nachts met harde wind, een onbekende haven aan te lopen. Voor de nacht halen we nog wat zeil binnen om comfortabeler te kunnen varen en niet te vroeg bij het eiland Sal te zijn. Als ik van Coen die nacht de wacht overneem waait het nog steeds behoorlijk, ondanks de weersverwachtingen die een afnemende wind gaven. Op eigen initiatief draai ik nog meer zeil naar binnen. René z'n kooi uit, “wat ben je allemaal aan het doen”? Ik: “we gaan nog steeds veel te hard en zo komen we alsnog in het donker bij Sal” “ja, maar ik lig te stuiteren in m'n kooi! Gelukkig is een compromis snel gevonden en met wat aanpassingen aan de zeilvoering moet het gaan lukken. De lichten van het eiland komen al in zicht. We komen in de luwte van de bergen en eindelijk wordt de zee na 165 uur schommelen en slingeren weer een beetje rustiger. Om 06.00 uur zijn we bij het way-point van de haveningang. Twee zeeschepen voor anker schommelen sloom op de hoge deining. Nog één uur voor het licht wordt. We kruisen wat heen en weer en zouden de zon wel uit de horizon willen trekken. Dan eindelijk worden de vage contouren duidelijker en zien we de aanloopboei en de bijbehorend rood en groen tonnetjes als bebakening van het geultje om binnen te lopen.. Veilig binnen de hoge breakwater motoren we naar een ankerplek. Tussen een twintigtal nog slapende zeilers gaat ons anker te water. De motor kan uit. Een weldadige rust komt over ons. Even geen wind en onstuimige zeeën. We hebben ruim 8oo mijl gevaren, een slordige 1500 kilometer. Vier motor uren waarvan drie ,stationair, om stroom te draaien. Op een paar uur na, zeven etmalen met een gemiddelde van vijf mijl. Traditie getrouw nemen we een 'konsekwentie' en proosten op de goede afloop en de mooie reis. Moe, maar voldaan duiken we de kooien in en proberen nog wat slaap in te halen. Maar dat is ons niet gegund, vliegen in de boot! gatver, sodemieter op!
Beer.

donderdag 3 november 2011

Naar Sal

Van maandag 31 oktober (99e dag) tot donderdag 3 november 102e dag
Begrippen als tijdloos beginnen nu iets te betekenen, een heel ander ritme openbaart zich. Vier wachten van 3 uur tijdens de dag en drie van 4 uur gedurende de nacht. Daarmee schuiven we de nachtwacht steeds op voor de eerlijkheid en de variatie. Al dagen is het bij de wisseling het zelfde:
Nog iets bijzonders? Nee. Nog iets aan de zeilen veranderd? Nee. Schepen gezien? Nee, niks. Nog wat op de marifoon gehoord? Nee, nada. Nou, goeie wacht dan maar, ja, welterusten. Oceaanzeilen
kan eentonig zijn. We zitten duidelijk in de Noord Oostpassaat met de bijbehorende wolkjes aan de hemel. Om veilig en succesvol de oceaan te bevaren zijn twee dingen belangrijk: 1; wees op de goede plaats en op de goede tijd en 2; vaar in de goede richting. Het is een simplificatie maar wel duidelijk, zie de Atlantische oceaan als een gigantische rotonde, die je als zeilboot maar het beste met de klok mee kan nemen. De stroom en de weer systemen draaien rechtsom, lokale plaatsen uitgezonderd. Dus waar je ook begint met je tocht over de oceaan, sluit aan op de rotonde en laat de stroom en de wind je meevoeren naar je eindbestemming. Vanuit Amerika en Canada, zeil je naar het oosten in de zomer. Vanuit Noord Europa, vaar zuidwaarts in de vroege herfst en vanaf Madeira en de Canarische eilanden wacht tot november of december en laat je met de passaat wind naar het westen voeren. Al eeuwen gebruikten de grote zeilschepen de 'trade winds' op hun reizen rond de wereld. Vaak honderden mijlen 'om' varen, maar wel gebruikmakend van de heersende winden. Het is alweer vier dagen geleden dat we van Tenerife vertrokken en we zijn nu ruim over de helft van de afstand naar de Kaap Verdische eilanden. Lezend in het verslag van DARWIN met zijn reis met de 'Beagle' in 1832, schrijft Darwin het volgende: Op de zesde januari kwamen we bij het eiland Tenerife, maar kregen geen toestemming om aan land te gaan, omdat men vreesde dat wij de cholera zouden verspreiden. Op de 16e januari 1832 gingen wij voor anker bij Porto Praya in Santiago, het hoofdeiland van de Kaap Verde. Op een dag reed ik( te paard) samen met twee van de officieren naar Ribeira Grande. Een groot aantal mannen, vrouwen en kinderen, allen zo zwart als roet, had zich verzameld om naar ons te kijken. Onze begeleiders waren uiterst vrolijk en alles wat we zeiden of deden deed ze in lachen uitbarsten. We kwamen in het dorpje Fuente, alles zag er welvarend uit, met uitzondering van hen om wiens welvaart het draait, n.m. de inwoners. De zwarte kinderen gingen volkomen naakt en zagen er beklagenswaardig uit. Ze droegen bossen brandhout die half zo groot waren als zijzelf. Later moet de 'Beagle' bijliggen op hun oversteek van de Atlantische oceaan bij de Sint Pieter en Paulus rotsen op 540 zeemijl van de Amerikaanse kust.
Hij schrijft daarover: Op St. Paulus troffen we slechts twee vogel soorten aan, de rotspelikaan en de noddy. De eerste is een soort jan van gent en de laatste een soort stern. Beide zijn tam, dom en zo weinig in contact geweest met bezoekers dat ik desgewenst zoveel van deze vogels met mijn geologen hamer had kunnen doodslaan als mijn hartje begeerde! Jammer, wij hebben onze geologen hamers vergeten! De nachten zijn prachtig en ook al is je wacht voorbij, is het nog de moeite waard om je kooi even niet op te zoeken. René heeft een programma gedownload' Starry Night' heet het en als we onze positie invullen krijg je de actuele situatie van de stand van de maan en de sterren. Ik kijk m'n ogen uit en loop elke keer naar boven om de werkelijkheid te vergelijken met de beelden op de laptop. De planeet Jupiter is duidelijk te zien. De maan, recht voor ons en wassend op een afstand van 382.892 km. In het sterrenbeeld 'Lira' de ster Vega op 26,4 lichtjaren verwijderd! De snelheid van het licht gaat met 300.000 km per seconde! Het zijn niet te bevatten dimensies en we laten ons maar verwonderen en verbazen. Mars staat nu onder de horizon, die krijgen we niet te zien. Wel de kleine beer ( ursa minor), het bekende steelpannetje met aan het eind de Poolster. We varen nu ter hoogte van Dakhla aan de West Afrikaanse kust. De Robeyne rolt maar door, we maken soms enorme zwiepers en de gangboorden scheppen water met als gevolg dat we al twee pijlinktvisjes uit het water geschept hebben, die lagen ineens in het' gangpad'. Coen heeft z'n kappers spullen weer te voorschijn gehaald en op een slingerend voordek gaan René's krullen eraf.
De wind neemt ze mee en ze verdwijnen voor eeuwig in de oceaan. Misschien vangen ze nog wel eens een haai met haar op zijn tanden. Gelijk maar een grote wasbeurt, met sea-shampoo en een puts water uit de oceaan ipv een warme douche, het resultaat is er niet minder om. Schoongewassen zitten we in het kuipje en beginnen aan happy hour, nog ruim 300 mijl te gaan.
Beer

dinsdag 1 november 2011

Ter ere van de 100ste dag

Robeyne Robeyne geboren uit staal
zo werd je schip met een eigen verhaal.
Bij het blauw felle licht van de lasser z'n branden
kreeg ontwerp gestalte door vaardige handen.
Op oerhollands werfje werd je gebouwd
en champagne aan water toevertrouwd.

Sindsdien doorklief je menige zee
en draag je ons drieën zo trouw met je mee.
Die, onrustig, verlangend naar avonturen
niet van je weggaan, ook in moeilijke uren.
Als woest je de golven bespringen met schuimende kammen
die bemanning beangstigt en kunnen verlammen.

Niet van je weggaan, op die mooie ogenblikken
wanneer rustig voor anker om wonden te likken.
Niet van je weggaan, we hebben nog dromen
om in het voetspoor van Darwin te komen.
Niet van je weggaan, om het leven te leven
dat is Robeyne, wat jij ons kunt geven.

Dus bol nu je zeilen en laat de wind met je gaan
trotseer golven en dalen van de machtige oceaan.
Laat ons je maar sturen langs kusten en stranden
voor ontmoeting met mensen uit heel verre landen.
Door tropische hitte en koude nachten
we wisten toch wel wat we konden verwachten.
Stel vertrouwen in zij die je bevaren
nautische kennis genoeg kunnen vergaren.

We brengen je terug naar waar jij levenslicht zag
het duurt nog wel even het steekt op geen dag.
Ooit zeilen we terug via grijze Noordzee
en nemen als buit herinnering mee.
Geliefden die dan zwaaien vanuit hun huis
nee nog even, nog eerst door de sluis
dan omhelzing en kussen, een traan en een grien
Fijn dat je terug bent, lang niet gezien...

Maar zover is het lang niet, ik draaf weer eens door;
we hebben als koers Kaap Verde voor.
800 mijlen, nog heel wat te gaan
het is nog nacht, maar aan de horizon,
breekt voorzichtig de 100ste ochtend aan.

Beer

Opweg naar Kaap Verde

Zaterdag ,29 oktober 97e dag
Er staan wat mensen aan het eind van de kade te kijken naar iets waarvan wij alleen de bovenkant zien. Torenhoog priemen twee reusachtige masten boven de gebouwen uit. Dat willen we zien. Naderbij gekomen zien we een on-ge-loof-lijk mooi jacht aan de kade liggen. De bemanning, hoofdzakelijk good looking jonge kerels met fraaie kleding met de naam van deze beauty. Het is de 'METEOR' en draagt de Engelse vlag fier vanaf het achterdek. Met open monden staat een groepje zeilers zich te vergapen aan al dit moois. Honderd twintig voet lang meesterlijk vakmanschap. Je verzwikt gewoon je ogen bij het zien van de details. Dat mensenhanden dat kunnen maken. We willen er het onze van weten en vragen de bemanning het hemd van het lijf. Laat ze nou gebouwd zijn bij Huisman in Vollenhoven, die niet voor niets Royal Huisman mag heten. Doorvragen, we willen alles weten, ja Gerard Dijkstra heeft haar ontworpen en op haar maiden trip over de North Atlantic , vertelt het Australische bemanningslid, liep ze easy 22 knopen! De hele dag staan er nog enthousiaste zeilers te kijken. Laat in de middag vertrekken ze richting Florida, waar de eigenaar drie maanden aan boord komt. De rest van het jaar....?

Zondag 30 oktober 98e dag.
Onze vertrekdag voor de oversteek naar het eiland Sal, een van de Kaap Verdische eilanden. De afstand is ruim 800 mijl en we rekenen op acht dagen. Uitgaande van een gemiddelde van 100 mijl per dag. Vroeg in de ochtend ga ik voor vers brood. Gelukkig vind ik een klein winkeltje met daarachter een eigen bakkerijtje. Het meisje dat me helpt spreekt Engels op een manier die ik herken. Bij navraag blijkt ze uit Venezuela te komen. Brood wat lang goed blijft, leg ik haar uit en ze pakt wat uit de schappen. Onderwijl vraagt ze honderd uit en wil alles weten over onze reis naar Gambia en Suriname. " Crossing the ocean? Whoooo...be carefull" zegt ze en met een grote papieren zak met, geef ons heden ons dagelijks...... verlaat ik het winkeltje " Goodbye Venezuela" zeg ik, "Goodbye Holland, take care." en ze steekt haar duim omhoog. Terug aan boord hebben Coen en René al zee en zeilklaar gemaakt. Water en diesel is getankt, off we go. Vertrek uit de haven van Santa Cruz is 10.00 uur UTC. De eerste mijlen zitten we in de luwte van het eiland. Er staan wel flinke golven en we slingeren heftig. Coen en René zetten de zeilen voor een, vóór de windse koers, de passaat-look. Bezweet komen ze van het voordek. Twee voorzeilen uitgeboomd en het drie maal gereefde grootzeil strak in het midden om de ergste slingering te dempen. Dan bouwen we snelheid op en wordt het iets comfortabeler. De heftige slingerbeweging blijft echter. De Pilot waarschuwt voor acceleratie zones langs het eiland. Plaatselijk harde wind dus. Voor we het weten zitten we er midden in en geeft de windmeter 30 knopen. Gelukkig is het van korte duur, minder gelukkig is het toilet dat fors lekt. René zou René niet zijn als hij dat probleem niet direct de wereld uit wil hebben. De hele middag zit hij opgevouwen bij het w.c tje te sleutelen. En de boot maar zwaaien van links en naar rechts. Hij sloopt de hele zaak onder kermis-attractie-achtige omstandigheden, een hele emmer vol natte onderdelen als resultaat. Coen geeft aanwijzingen en gereedschap aan. Voor happy hour zit alles weer in elkaar, je moet ook van alles verstand hebben! Het wordt snel donker. Tenerife was al lang uit het zicht verdwenen, nu komt het gewoon weer terug in het zicht. De duizenden lichtjes van Playa Americanos schitteren tegen de donkere hemel. Tijdens mijn wacht een licht aan de horizon voor ons. Het verplaatst zich niet, we hebben 800 mijl open zee voor ons dus land kan het niet zijn. Wanneer René om 04.00 uur overneemt blijkt het een groot zeeschip. De lichten dubbel rood in top ( niet manoeuvreerbaar) Op de AIS: bij destination: For Orders. Ze laten zich gewoon drijven op 100 mijl uit de kust in afwachting van nieuwe lading. Ja, zo sparen ze havengeld uit. Slapen gaat nu moeilijk, we hebben er alle drie last van, voor de rest is het leven aan boord draaglijk. In het oosten breekt de lucht en een flauw licht kleurt de horizon, nog even en we hebben ons eerste etmaal op weg naar de Kaap Verde erop zitten. We klokken 143 mijl
Beer..